Wapen en vlag

Sint Philipsland was voor het samengaan met de gemeente Tholen met ingang van 1 januari 1995 een zelfstandige gemeente met een oppervlakte van 4019 ha, waarvan 2099 ha cultuurgrond, 287 ha natuurlijk terrein en 1485 ha binnen- en buitenwater. Er wonen nu ca 2700 inwoners. Naast het dorp Sint Philipsland, waarin het gemeentehuis stond, zijn er nog twee kleinere kernen: Anna Jacobapolder en De Sluis. In laatstgenoemde kern moesten tijdens de Tweede Wereldoorlog de meeste gebouwen plaats maken voor Duitse verdedigingswerken. Na de oorlog vond nieuwbouw plaats bij het veer
Het wapen van Sint Philipsland, dat is gebaseerd op het wapen van de Bourgondiërs, komt voor op de wapenkaart in de Cronijk van Zeeland van M. Smallegange (1696). Het werd in 1819 voor de heerlijkheid en bij K.B. van 25 januari 1950 voor de gemeente (met toevoeging van een kroon) bevestigd. De gemeentevlag, zeven diagonale banen van groen en geel, vastgesteld in 1981 is gebaseerd op het wapen.

Philipsland1
 

Polder

De eerste bedijking vond in 1487 plaats in het gebied van het huidige dorp Sint Philipsland. Initiatiefneemster was Anna van Bourgondië, een buitenechtelijk kind van hertog Philips van Bourgondië die gehuwd was met Adriaan van Borssele. Vermoedelijk geïnspireerd door de naam van haar vader noemde Anna de nieuwe bedijking Sint Philipsland. De kerk in het nieuwe land werd gewijd aan apostel Philippus.
De 16e eeuw kenmerkt zich door zware stormen waarbij veel grond in Zeeland verloren is gegaan. In 1530 overstroomde ook Sint Philipsland waarbij 20 personen verdronken. Begin 1531 waren de dijken hersteld, doch op 2 november 1532 braken deze opnieuw door, waarna de polder werd opgegeven.

80-jarige oorlog

Ook op het geïnundeerde gebied werd geschiedenis gemaakt. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) presteerden de Spanjaarden het om met 1500 man onder bevel van Osorio de Ulloa, die bij Sint-Annaland waren overgezet, via het onbedijkte Sint Philipsland te voet door het Zijpe te waden - nu is het er 40 m diep - en op Schouwen-Duiveland voet aan wal te zetten (1575), waar na een beleg van maanden Zierikzee werd veroverd. De slag op het Slaak, die in 1631 plaats vond, liep voor de Zeeuwen gunstig af. Na een achtervolging vernietigde de Zeeuwse vloot onder vice-admiraal Marinus Hollaere de Spaanse vloot. Slechts enige schepen ontkwamen. Duizenden schepelingen werden gevangen genomen.

Inpoldering

In 1644 kregen Jacob van Baerland uit Antwerpen, Gerard van der Nisse uit Goes en anderen van de Staten van Zeeland octrooi tot bedijking van de schorren van Sint Philipsland. Voor de uitvoering van het werk werd een directie aangesteld die bestond uit een dijkgraaf en drie gezworenen. De eerste dijkgaaf was Johan Liens, telg van een bekend Thools geslacht. In 1645 werd onder zijn leiding de geul de Luyster afgedamd en de geheel door water omgeven Oudepolder ingepolderd. Nadien zijn achtereenvolgens bedijkt de Henriëttepolder (1776), de Anna Jacoba- en de Kramerpolder (beide van 1847), Willemspolder (1859) en de Abraham Wissepolder (1935). De in 1907 bedijkte interprovinciale Prins Hendrikpolder heeft zijn ontstaan te danken aan de Slaakdam die in 1884 het eiland met de vaste Brabantse wal verbond. De Anna Jacobapolder lag oorspronkelijk in de gemeente Bruinisse. Dit gebied is in 1857 bij de gemeente Sint Philipsland gevoegd.

Bedrijvigheid

Het oudste en grootste dorp is gesticht in de zuid-oosthoek van de Oudepolder. Het aantal huizen bedroeg in het begin van de 18e eeuw 36. In 1779 waren dat er 43. Haar eerste predikant kreeg de gemeente in 1657. De huidige Nederlands Hervormde kerk is gebouwd in 1668. De meest bekende predikant van deze kerk was Pontiaan van Hattem (1672-1683).
Grote bekendheid kreeg ook Pieter van Dijke, die in het midden van de 19e eeuw als boerenzoon oefenaar van de afgescheidenen werd. In 1851 is hij door ds. Ledeboer bevestigd tot leraar. Er ontstond toen een Oud Gereformeerde gemeente. Een minderheid uit deze gemeente sloot zich in 1932 aan bij het kerkverband van de Gereformeerde gemeente. Deze gemeente nam in 1939 een nieuwe kerk aan de Voorstraat in gebruik. De Gereformeerde kerk te Anna Jacobapolder (1892) is voortgekomen uit de in 1878 gestichte Christelijk Gereformeerde kerk.
Het hoofdmiddel van bestaan was de landbouw. De verbouw van meekrap - uit de wortels van deze plant werd een rode verfstof gewonnen - dateert uit de 17e eeuw. De verwerking vond vooral plaats in de meestoof in Stavenisse. In 1789 werd de eerste meestoof op Sint Philipsland gesticht. Nadien werden hier nog De Haan (1820) en de Wilhelmina Regina (1860) gebouwd. Enige jaren later lukte het chemici een rode verfstof uit steenkool te fabriceren. Dit betekende het einde van de meekrapteelt. Aan het eind van de 19e eeuw begon men met de teelt van zilveruien. Vele gezinnen zijn voor hun broodwinning tientallen jaren hiervan afhankelijk geweest. Na de Watersnoodramp zorgde de verdergaande mechanisatie van de landbouw voor een grote afstoot van arbeidskrachten. Vanouds is er een korenmolen. De huidige dateert vermoedelijk uit 1724. Een andere bron van bestaan was de scheepvaart. Het aantal schippers steeg rond het midden van de 19e eeuw. In 1939 hadden 36 schepen Sint Philipsland als thuishaven. Het aantal schippers is hierna teruggelopen. Sinds het begin van de jaren 60 van de vorige eeuw heeft de gemeente een klein bedrijventerrein.
De drinkwaterleiding op het schiereiland werd in 1924 geopend. Het water kwam uit de omgeving van het Brabantse Seppe. In 1918 is in Sint Philipsland een elektriciteitscentrale gesticht. In 1928 werd de gemeente aangesloten op het provinciale elektriciteitsnet van de PZEM, dat in 1935 is doorgetrokken naar De Sluis. Het aardgas uit Groningen bereikte in 1971 ook Anna Jacobapolder.

Philipsland2
Luchtfoto van Sint Philipsland

Tram en deltawerken

Sint Philipsland was in de 20ste eeuw een belangrijke schakel in de verbinding met Schouwen-Duiveland en wel door de in 1900 geopende tramlijn Steenbergen - Brouwershaven, die in 1915 werd doorgetrokken naar Burgh. Deze verbinding werd onderbroken door het veer over het Zijpe, dat eveneens werd geëxploiteerd door de Rotterdamse Tramweg Maatschappij (R.T.M). Na de Watersnoodramp van 1953 is de lijn opgeheven. Het wegverkeer was in de dertiger jaren van de 20ste eeuw al zo belangrijk dat in de jaren 1938 - 1940 een Rijksweg naar het veer is aangelegd.
Sint Philipsland heeft tot 1953 de stormvloeden goed doorstaan. Alleen de Willempolder inundeerde in de 19e eeuw drie maal. Van de Prins Hendrikpolder brak het dijkvak op Brabants gebied in 1911 door, waarna deze polder met een verlies van 5 ha werd herdijkt. In 1944 is op last van de Duitsers een deel van het schiereiland onderwater gezet. Met uitzondering van de Prins Hendrikpolder overstroomden op 1 februari 1953 alle polders, deels door bressen in de zeedijken, deels door het overstromen van binnendijken en een niet gesloten coupure. Als gevolg van de ramp verdronken 9 personen. Na dichting van de dijken waren op 26 maart alle polders weer droog.
In verband met de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal - in 1975 in gebruik genomen - zijn de Slaakdam en Prins Hendrikpolder doorgraven. De brug over het kanaal kwam eind 1973 gereed. In verband met de aanleg van het kanaal is ook de Krabbenkreekdam aangelegd. In 1973 is de weg over deze dam, die Tholen met Sint Philipsland verbindt, voor het autoverkeer open gesteld. De Philipsdam is aangelegd in het kader van de compartimenteringswerken van de Oosterschelde en een vast peil in het Schelde-Rijnkanaal. Deze dam verbindt Sint Philipsland met de Grevelingendam tussen Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. De weg over deze dam maakte het veer over het Zijpe, dat vaak bij mist was gestaakt en waar in de zomer lange rijen auto's stonden te wachten, overbodig. De laatste pont voer op 6 juli 1988. Dezelfde dag is de Philipsdam voor het wegverkeer opengesteld. Het scheepvaartverkeer tussen het Hollands Diep (Volkeraksluizen) en de Oosterschelde kan de Philipsdam passeren via de Krammersluizen, die voorzien zijn van een ingenieus scheidingssysteem voor zoet- en zoutwater.
Sint Philipsland heeft zowel buiten- als binnendijkse natuurgebieden. Opvallend hierin is de hollestelle, een stelberg met drinkput die is aangelegd in het nog onbedijkte gebied. Bij hoog water konden herders zich hier met hun schapen terugtrekken. De in 1882/83 aangelegde eendenkooi werd vroeger gebruikt voor het vangen van waterwild. Nu is dit gebied eigendom van het Zeeuws Landschap.